Vraag: Hoe stel ik de motorbeveiliging in op een dompelpomp?

De motorbeveiliging instellen voor een dompelpomp.

De overstroombeveiliging die is geïntegreerd in de motorbeveiligingsschakelaar moet in minder dan 10 seconden activeren bij een koude start op vijf maal de maximale motorstroom die vermeld staat op het typeplaatje.

Om te zorgen dat de dompelpomp optimaal beveiligd is, dient de motorbeveiliging overeenkomstig de volgende richtlijnen te worden ingesteld:

1. Stel de overstroombeveiliging in op de aangegeven maximale motorstroom.

2. Laat de pomp een half uur op normaal vermogen draaien.

3. Stel de overstroombeveiliging telkens lager in totdat het uitschakelpunt is bereikt.

4. Stel daarna de overstroombeveiliging in op 5% boven dit uitschakelpunt.

Let op

Als de activeringseigenschappen van de motorbeveiliging niet voldoen aan deze eisen, dan is de motorgarantie niet meer geldig. De maximale instelwaarde van de overstroombeveiliging mag niet hoger zijn dan de maximale motorstroom zoals vermeld op het typeplaatje. Ga bij motoren die gewikkeld zijn voor ster-driehoek inschakeling als volgt te werk bij het instellen van de motorbeveiligingsschakelaar, maar houd er rekening mee dat de instelling van de beveiligingsschakelaar niet hoger mag zijn dan:

Instelling beveiligingsschakelaar = max. stroom volgens typeplaatje x 0,58.

De maximaal toelaatbare inschakeltijd voor ster-driehoek starters of voor motorschakelaars met autotransformers is 2 seconden.

Grundfos levert verschillende apparatuur voor motorbeveiliging, zoals de MP204-module. Zie het Grundfos Product Center voor meer informatie.