Hoe lees ik een pompcurve?

Voor basisinzicht in het lezen van verschillende aspecten van een pompcurve.

Iedereen die met pompen werkt moet pompcurves kunnen lezen, want dat maakt het een stuk makkelijker om altijd de juiste pomp te kiezen voor elk hydraulisch systeem.

In deze module laten wij zien hoe je een pompcurve leest.

Laten we beginnen.

Om een pompcurve te begrijpen moet je ten eerste de kenmerken van je systeem kennen.

De systeemkenmerken geven het drukverlies van het systeem in relatie tot het debiet weer.

En op het punt waar de systeemkenmerken en de pompprestaties elkaar kruisen
bevindt zich het specifieke werkpunt. Neem bijvoorbeeld deze prestatiecurve
van een bepaalde Grundfos-pomp.

Als jouw systeem een debiet van 140 m³/u nodig heeft en een opvoerhoogte van 6,3 meter, dan blijkt uit deze prestatiecurve dat deze specifieke pomp perfect op die behoeftes aansluit.

Technisch gesproken voldoet hij ook aan de systeemeisen van elk ander kruispunt tussen debiet en opvoerhoogte in het gebied onder de curve.

Een over- of ondermaatse pomp kan echter gevolgen hebben voor de prestaties,
dus is het belangrijk om zo dicht mogelijk bij het werkpunt te blijven.

Laten we eens kijken naar een aantal veelvoorkomende pompcurves, namelijk:
de QH-curve
de ŋ-curve
de P2-curve
en de NPSH-curve.

Samen geven deze vier curves een goed overzicht van de prestaties
van een specifieke pomp, dus raden we aan om ze in dezelfde datasheet op te nemen.

In de QH-curve, die de opvoerhoogte en het debiet meet, zie je dat een laag debiet zorgt voor een hoge opvoerhoogte, en een hoog debiet voor
een lage opvoerhoogte.

Nadat je de behoeftes van jouw toepassing hebt bepaald helpen het debiet (F)
en de opvoerhoogte (H) met het bepalen van het algehele formaat van de pomp.

In dit voorbeeld zie je dat een debiet van 71 m³/u overeenkomt met een opvoerhoogte van 42m.
Een ŋ-curve geeft de efficiëntie an een pomp aan.

Dit is de verhouding tussen hydraulisch vermogen en geleverde stroom.

Deze afbeelding toont de efficiëntie-curves voor respectievelijk de pomp alleen
en voor een volledige pompeenheid.

Belangrijke om te weten:
de efficiëntie ligt altijd onder de 100%, aangezien de geleverde stroom altijd
hoger is dan het hydraulisch vermogen vanwege energieverlies in de motor
en de onderdelen van de pomp.

Daarom is de efficiëntie van een volledige pompeenheid ook lager dan de efficiëntie van een pomp alleen.

Dan hebben we de P2-curve.

Deze meet de verhouding tussen het stroomverbruik van een pomp en het debiet. Het stroomverbruik van een pomp bepaalt het formaat van de elektrische installatie die de pomp van energie moet voorzien.

Het stroomverbruik hangt ook af van de dichtheid van de vloeistof.

Als de dichtheid van de vloeistof hoger is dan bijvoorbeeld die van water is er een evenredig krachtigere motor nodig.

Zoals je hier ziet neemt de P2-waarde toe wanneer het debiet toeneemt.

Als laatste is er de "net positive suction head" oftewel de NPSH-curve.

Doordat de NPSH in meters wordt gegeven, en niet in kW, hoef je geen rekening te houden met de dichtheid van verschillende vloeistoffen.

NPSH beschrijft de omstandigheden voor cavitatie, wat schade veroorzaakt.

En dat is waar de NSPH-curve goed van pas komt.

Om te bepalen of een pomp veilig binnen een bepaald systeem kan functioneren moet je de NPSH weten voor het hoogste debiet en temperatuur binnen het werkingsgebied.

De aanbevolen minimale veiligheidsmarge is 0,5m maar afhankelijk van de toepassing kan een hogere marge nodig zijn.

Het pompontwerp kan ook invloed hebben op de vorm van de pompprestatiecurve. Er zijn vlakke en steile pompcurves.

Vlakke curves krijg je wanneer een klein verschil in opvoerhoogte een groot verschil in het debiet oplevert, zoals je hier ziet.

Steile curves daarentegen krijg je bij een klein verschil in zowel opvoerhoogte als debiet: dat zie je hier.

Dit was onze module over het lezen van pompcurves.

We hopen dat je ervan hebt genoten!

Cursus overzicht

Modules
Modules: 3
Doorlooptijd
Doorlooptijd: 20 minuten
Moeilijkheid
Moeilijkheid: Gevorderd